Pingstatus

Microsoft.SystemCenter.Ping (UnitMonitor)

Deze monitor pingt een computer zonder agent met een ICMP-ping. Als de computer door een agent wordt beheerd, pingt deze zichzelf lokaal.

Knowledge Base article:

Samenvatting

Deze monitor pingt de doelcomputer met een vast interval. De status is afhankelijk van de vraag of er wel of geen antwoord is ontvangen. Deze monitor is standaard alleen ingeschakeld voor computers die zonder agent worden beheerd. Als de monitor wordt ingeschakeld voor een computer die met een agent wordt beheerd, pingt de agent zichzelf. Omdat deze monitor voor het pingen afhankelijk is van de Win32_PingStatus-methode in WMI, werkt de monitor alleen op Windows XP en hoger of Windows Server 2003 en hoger.

Oorzaken

1. Met de standaardinstellingen voor de firewall van computers waarop Windows Vista of Windows Server 2008 wordt uitgevoerd, kunnen de computers geen pingantwoord geven. Dit geldt voor systemen die met en zonder agents worden beheerd.

2. Als de computer zonder agent wordt beheerd, reageert de computer mogelijk niet meer via Ping ICMP. Dit kan de volgende oorzaken hebben:

3. Als de computer door een agent wordt beheerd, kan dit duiden op een probleem met de lokale netwerkadapter.

4. Er kan ook een probleem zijn met WMI.

Oplossingen

Configureer computers waarop Windows Vista of Windows Server 2008 wordt uitgevoerd zodanig dat de firewall inkomend ICMP-verkeer toestaat. Zie 'Create an Inbound ICMP Rule on Windows Vista or Windows Server 2008' (Een regel voor inkomend ICMP-verkeer maken voor Windows Vista of Windows Server 2008) ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=161045) voor instructies.

Controleer of de externe computer is aangesloten op het netwerk en of deze een IP-adres heeft. Meld u lokaal aan bij de computer en typ het volgende op de opdrachtregel:

ipconfig

Als de computer geen IP-adres heeft of als het IP-adres 0.0.0.0 is, herstelt u de netwerkverbinding op de lokale computer door de volgende stappen uit te voeren:

In de categorieweergave vindt u Netwerkverbindingen in de categorie Netwerk- en internetverbindingen.

Element properties:

TargetMicrosoft.Windows.Computer
Parent MonitorSystem.Health.AvailabilityState
CategoryStateCollection
EnabledFalse
Alert GenerateTrue
Alert SeverityError
Alert PriorityNormal
Alert Auto ResolveTrue
Monitor TypeMicrosoft.SystemCenter.PingMonitorType
RemotableTrue
AccessibilityPublic
Alert Message
Kan computer niet pingen
{0}
RunAsDefault

Source Code:

<UnitMonitor ID="Microsoft.SystemCenter.Ping" Accessibility="Public" Enabled="false" Target="Windows!Microsoft.Windows.Computer" ParentMonitorID="Health!System.Health.AvailabilityState" Remotable="true" Priority="Normal" TypeID="SCLibrary!Microsoft.SystemCenter.PingMonitorType" ConfirmDelivery="false">
<Category>StateCollection</Category>
<AlertSettings AlertMessage="Microsoft.SystemCenter.Ping.AlertMessage">
<AlertOnState>Error</AlertOnState>
<AutoResolve>true</AutoResolve>
<AlertPriority>Normal</AlertPriority>
<AlertSeverity>Error</AlertSeverity>
<AlertParameters>
<AlertParameter1>$Target/Property[Type="Windows!Microsoft.Windows.Computer"]/PrincipalName$</AlertParameter1>
</AlertParameters>
</AlertSettings>
<OperationalStates>
<OperationalState ID="Reachable" MonitorTypeStateID="Reachable" HealthState="Success"/>
<OperationalState ID="SlowResponseTime" MonitorTypeStateID="SlowResponseTime" HealthState="Warning"/>
<OperationalState ID="Unreachable" MonitorTypeStateID="Unreachable" HealthState="Error"/>
</OperationalStates>
<Configuration>
<Computer>$Target/Property[Type="Windows!Microsoft.Windows.Computer"]/PrincipalName$</Computer>
<ResponseTimeThreshold>5000</ResponseTimeThreshold>
<Frequency>300</Frequency>
</Configuration>
</UnitMonitor>