Clusterknooppunt is verwijderd uit de failovercluster
Er is een knooppunt uit het cluster verwijderd. Als u niet precies weet waarom dit gebeurd is, kunt u de reeks geregistreerde gebeurtenissen voor de verwijdering bekijken. Als Logboeken niet open staat, kunt u 'Logboeken openen en gebeurtenissen weergeven die betrekking hebben op failoverclustering' raadplegen. Zoek in Logboeken naar de volgende informatie:
Start na het oplossen van een probleem op een knooppunt indien nodig de clusterservice op dat knooppunt opnieuw op. Zie voor meer informatie 'Clusterservice opnieuw opstarten na het oplossen van een probleem op een knooppunt' later in dit onderwerp.
Als u de volgende procedures wilt uitvoeren moet u lid zijn van de groep lokale Beheerders op elke geclusterde server. Het account dat u gebruikt moet een domeinaccount zijn of een gelijkwaardige instantie dient aan u te zijn overgedragen.
Als u de clusterservice opnieuw wilt opstarten nadat u een probleem op een knooppunt hebt opgelost, gaat u als volg te werk:
Als u het controleren van een cluster wilt inschakelen nadat het controlebeleid in uw organisatie is geconfigureerd, gaat u als volgt te werk:
Als u logboeken wilt openen en gebeurtenissen wilt weergeven die betrekking hebben op failoverclustering, gaat u als volgt te werk:
Als u de module van failovercluster wilt openen, klikt u achtereenvolgens op Start, Systeembeheer en Failoverclusterbeheer. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
Als het cluster dat u wilt beheren niet wordt weergegeven in de module voor Failoverclusterbeheer klikt u in de consolestructuur met de rechtermuisknop op Failoverclusterbeheer, klikt u op Een cluster beheren en selecteert u vervolgens het gewenste cluster of geeft u dit aan.
Als de consolestructuur is samengevouwen, vouwt u de structuur onder het cluster uit dat u wilt beheren.
Vouw de consolestructuur onder Knooppunten uit.
Klik met de rechtermuisknop op het knooppunt dat u wilt starten en klik op Meer acties. Als Cluster-service stoppen beschikbaar is, klikt u daarop. Ga anders door naar de volgende stap.
Klik met de rechtermuisknop op het knooppunt dat u wilt starten, klik op Meer acties en klik vervolgens op Cluster-service starten.
Als u de module van failovercluster wilt openen, klikt u achtereenvolgens op Start, Systeembeheer en Failoverclusterbeheer. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
Als het cluster dat u wilt beheren niet wordt weergegeven in de module voor Failoverclusterbeheer klikt u in de consolestructuur met de rechtermuisknop op Failoverclusterbeheer, klikt u op Een cluster beheren en selecteert u vervolgens het gewenste cluster of geeft u dit aan.
Klik met de rechtermuisknop op het cluster, klik op Eigenschappen en vervolgens op het tabblad Clustermachtigingen.
Klik op de knop Geavanceerd en vervolgens op Controleren.
Geef net als bij andere bronnen de gebruikers of groepen aan die u wilt controleren.
Als Serverbeheer nog niet geopend is, klikt u achtereenvolgens op Start, Systeembeheer en Serverbeheer. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
Vouw achtereenvolgens Diagnostische gegevens, Logboeken en Windows-logboeken uit en klik vervolgens op Systeem.
Als u de gebeurtenissen zo wilt filteren dat alleen gebeurtenissen met een Bron van Failoverclustering worden weergegeven, klikt u in het Actievenster op Huidig logboek filteren. Op het tabblad Filter in het vak Bronnen van gebeurtenissen selecteert u Failoverclustering. Selecteer eventueel andere opties en klik op OK.
Om de weergegeven gebeurtenissen op datum en tijd te sorteren, klikt u in het middelste deelvenster op de kolomkop Datum en tijd.
Target | Microsoft.Windows.6.2.Cluster.Monitoring.Service | ||
Category | Alert | ||
Enabled | True | ||
Alert Generate | True | ||
Alert Severity | Warning | ||
Alert Priority | Normal | ||
Remotable | True | ||
Alert Message |
|
ID | Module Type | TypeId | RunAs |
---|---|---|---|
DS | DataSource | Microsoft.Windows.6.2.Cluster.EventProvider | Default |
WA | WriteAction | Microsoft.Windows.Cluster.GenerateAlertAction.SuppressedByDescription | Default |
<Rule ID="Microsoft.Windows.6.2.Cluster.Management.Monitoring.Cluster.node.has.been.evicted.from.the.failover.cluster" Enabled="onEssentialMonitoring" Target="Clus8Library!Microsoft.Windows.6.2.Cluster.Monitoring.Service" ConfirmDelivery="true" Remotable="true" Priority="Normal" DiscardLevel="100">
<Category>Alert</Category>
<DataSources>
<DataSource ID="DS" TypeID="Microsoft.Windows.6.2.Cluster.EventProvider">
<Criteria>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery>EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value>1011</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Criteria>
<LogName>System</LogName>
<PublisherName>Microsoft-Windows-FailoverClustering</PublisherName>
</DataSource>
</DataSources>
<WriteActions>
<WriteAction ID="WA" TypeID="ClusLibrary!Microsoft.Windows.Cluster.GenerateAlertAction.SuppressedByDescription">
<Priority>1</Priority>
<Severity>1</Severity>
<AlertMessageId>$MPElement[Name="Microsoft.Windows.6.2.Cluster.Management.Monitoring.Cluster.node.has.been.evicted.from.the.failover.cluster.AlertMessage"]$</AlertMessageId>
</WriteAction>
</WriteActions>
</Rule>