Met dit object wordt de beschikbaarheid van de clienttoegangslicenties voor Extern bureaublad-services op Extern bureaublad-sessiehostservers bewaakt.
Een Extern bureaublad-sessiehostserver moet verbinding kunnen maken met een Extern bureaublad-licentieserver om clienttoegangslicenties voor Extern bureaublad-services (RDS CAL's) aan te vragen voor gebruikers of apparaten die verbinding willen maken met de Extern bureaublad-sessiehostserver. Daarnaast moet de modus voor Extern bureaublad-licentieverlening die op een Extern bureaublad-sessiehostserver is geconfigureerd, overeenkomen met het type van de RDS CAL's die beschikbaar zijn op de licentieserver.
U kunt dit probleem oplossen door de gebeurtenis-id te bekijken en de informatie voor probleemoplossing voor die gebeurtenis te lezen in de onderstaande secties.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id: 1028
Ga als volgt te werk om dit probleem op te lossen:
Ga na of de Extern bureaublad-sessiehostserver wel licentieservers kan detecteren.
Ga na of er problemen zijn met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver en los deze problemen op.
Ga na of er problemen zijn met de detectieconfiguratie voor licentieservers en los deze problemen op.
Raadpleeg de volgende secties om deze taken uit te voeren.
Controleren of de Extern bureaublad-sessiehostserver wel licentieservers kan detecteren
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Ga als volgt te werk om Licentiecontrole in de configuratie van de Extern bureaublad-sessiehost te gebruiken:
1. Open de configuratie voor de Extern bureaublad-sessiehost op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Extern bureaublad-services aan en klik op Configuratie van Extern bureaublad-sessiehosts.
2. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u vervolgens op Ja.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Licentiecontrole.
4. Onder Gegevens van licentieserver voor Extern bureaublad-services moet ten minste één gedetecteerde licentieserver staan.
Als in Licentiecontrole geen enkele gedetecteerde licentieserver wordt weergegeven, is er mogelijk een probleem met de netwerkconnectiviteit of de detectieconfiguratie voor licentieservers. Gebruik de onderstaande procedures om deze problemen te identificeren en op te lossen.
Problemen met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver identificeren en oplossen
U kunt dit probleem oplossen door problemen met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver te identificeren en op te lossen. Ga hiertoe als volgt te werk:
Bepaal of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit door de ping-opdracht te gebruiken.
Voer zo nodig aanvullende probleemoplossingsstappen uit om te helpen de oorzaak van het probleem te achterhalen.
Raadpleeg de volgende secties om deze taken uit te voeren.
Opmerking: De volgende procedures bevatten stappen voor het gebruiken van de ping-opdracht bij het oplossen van problemen. U moet daarom voordat u deze stappen uitvoert, controleren of de firewall of instellingen voor beveiliging van internetprotocol (IPsec) op uw netwerk ICMP-verkeer (Internet Control Message Protocol) toestaan. ICMP is het TCP/IP-protocol dat door de ping-opdracht wordt gebruikt.
Als u deze procedures wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Bepalen of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit
U kunt als volgt bepalen of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver:
1. Klik op de Extern bureaublad-sessiehostserver op Start en Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.
2. Typ achter de opdrachtprompt ping server_FQDN, waarbij server_FQDN de volledig gekwalificeerde domeinnaam (FQDN-naam) van de licentieserver is (bijvoorbeeld server1.contoso.com). Druk vervolgens op Enter.
Als de ping is geslaagd, ontvangt u een antwoord dat op het volgende lijkt:
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=3ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=20ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=3ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=6ms TTL=59
3. Typ achter de opdrachtprompt ping IP-adres, waarbij IP-adres het IP-adres van de licentieserver is. Druk vervolgens op Enter.
Als u de licentieserver wel kunt pingen via het IP-adres, maar niet via FQDN, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de DNS-hostnaamomzetting.
Als u de licentieserver niet kunt pingen via het IP-adres, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de netwerkconnectiviteit, firewall, configuratie of IPsec-configuratie.
Voer extra probleemoplossingsstappen uit
Hierna volgen een paar extra probleemoplossingsstappen die u kunt gebruiken om te helpen de oorzaak van het probleem te vinden:
Ping andere computers in het netwerk om te helpen bepalen hoe groot het probleem met de netwerkconnectiviteit is.
Als u andere servers wel kunt pingen, maar niet de licentieserver, probeert u de licentieserver te pingen vanaf een andere computer. Als u de licentieserver vanaf geen enkele computer kunt pingen, controleert u eerst of de licentieserver wel actief is. Als de licentieserver actief is, controleert u de netwerkinstellingen op de licentieserver.
Controleer als volgt de TCP/IP-instellingen op de lokale computer:
1. Klik op Start, klik op Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.
2. Typ ipconfig /all op de opdrachtregel en druk vervolgens op Enter. Ga na of de vermelde informatie correct is.
3. Typ ping localhost om te controleren of TCP/IP is geïnstalleerd en of dit juist is geconfigureerd op de lokale computer. Als de ping niet slaagt, kan dit aangeven dat er een beschadigde TCP/IP-stack is of dat er een probleem is met uw netwerkadapter.
4. Typ ping IP-adres, waarbij IP-adres het IP-adres is dat is toegewezen aan de computer. Als u wel het localhost-adres kunt pingen, maar niet het lokale adres, kan er een probleem zijn met de routingtabel of met het stuurprogramma van de netwerkadapter.
5. Typ ping DNS-server, waarbij DNS-server het IP-adres is dat is toegewezen aan de DNS-server. Als zich meer dan één DNS-server in uw netwerk bevindt, dient u elk hiervan te pingen. Als u de DNS-servers niet kunt pingen, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de DNS-servers of met het netwerk tussen de computer en de DNS-servers.
Als de licentieserver zich op een ander subnet bevindt, probeert u de standaardgateway te pingen. Als u de standaardgateway niet kunt pingen, kan dit aangeven dat er een probleem is met de netwerkadapter, de router of het gateway-apparaat, de bekabeling of andere connectiviteitshardware.
Controleer de status van de netwerkadapter in Apparaatbeheer. U opent Apparaatbeheer door op Start te klikken, op Uitvoeren te klikken, devmgmt.msc te typen en vervolgens op OK te klikken.
Controleer de indicatorlampjes op de computer en op de hub of router. Controleer de netwerkbekabeling.
Controleer de firewall-instellingen door Windows Firewall te gebruiken met de module Geavanceere beveiliging.
Controleer de IPsec-instellingen met de module Beheer van IP-beveiligingsbeleid.
Ga na of er problemen zijn met de detectieconfiguratie voor licentieservers en los deze problemen op
U kunt Configuratie controleren in RD-licentiebeheer gebruiken om problemen die ervoor zorgen dat de licentieserver niet automatisch herkend wordt door RD-sessiehostservers vast te stellen en eventueel op te lossen.
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Configuratie controleren gebruiken:
1. Open TS-licentiebeheer op de licentieserver. Klik op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Terminal Services aan en klik op TS-licentiebeheer om TS-licentiebeheer te openen.
2. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u vervolgens op Ja.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Alle servers, klik op de naam van de licentieserver en klik vervolgens in het menu Actie op Configuratie controleren.
4.Kijk in het dialoogvenster Configuratie of er berichten zijn die er op duiden dat de terminalservers deze licentieserver niet automatisch kunnen detecteren.
5. Als het detectiebereik van de licentieserver is ingesteld op Forest en de licentieserver niet is gepubliceerd in AD DS (Active Directory Domain Services), kunt u op Publiceren in AD DS in het dialoogvenster Configuratie klikken om de licentieserver in AD DS te publiceren. Voor het publiceren van de licentieserver in AD DS moet u zijn aangemeld als ondernemingsadministrator bij het forest waarvan de licentieserver lid is.
6. Als de detectie van de licentieserver ingesteld wordt op Domein en de licentieserver geen domeincontroller is, kunt u het detectiebereik van de licentieserver wijzigen in Forest. Klik op Bereik wijzigen in het dialoogvenster Configuratie om het detectiebereik van de licentieserver te wijzigen.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id: 1043
Los dit probleem op door het computeraccount voor de Extern bureaublad-sessiehostserver toe te voegen aan de lokale groep Terminal Server-computers op de Extern bureaublad-licentieserver.
Opmerking: Wanneer de groepsbeleidinstelling Beveiligingsgroep voor licentieserver is ingesteld en toegepast op een licentieserver, reageert de licentieserver alleen op licentieaanvragen van Extern bureaublad-sessiehostservers waarvan het computeraccount lid is van de lokale groep Terminal Server-computers. U vindt deze groepsbeleidinstelling in Computerconfiguratie\Beheersjablonen\Windows-onderdelen\Extern bureaublad-services\RD-licentieverlening.
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Ga als volgt te werk om het computeraccount van de Extern bureaublad-sessiehostserver toe te voegen aan de groep Terminal Server-computers:
1. Open op de licentieserver de module Lokale gebruikers en groepen. U opent Active Directory - gebruikers en computers door op Start en Uitvoeren te klikken, dsa.msc te typen en vervolgens op OK te klikken.
2. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Groepen.
3. Klik in het rechterdeelvenster met de rechtermuisknop op de groep Terminal Server-computers en kies Eigenschappen.
4. Klik op Toevoegen.
5. Klik in het dialoogvenster Gebruikers, computers of groepen selecteren op Objecttypen.
6. Schakel het selectievakje Computers in en klik op OK.
7. Zoek het computeraccount van de Extern bureaublad-sessiehostserver en voeg dit toe.
8. Klik op OK om het dialoogvenster Gebruikers, computers of groepen selecteren te sluiten en klik vervolgens op OK om het dialoogvenster Eigenschappen voor Terminal Server-computers te sluiten.
Opmerking: als de licentieserver is geïnstalleerd op een Active Directory-domeincontroller, gebruikt u de module Active Directory - gebruikers en computers om de groep Terminal Server-computers te maken. Als u de groep Terminal Server-computers wilt maken op een domeincontroller, moet u deel uitmaken van de groep Domeinadministrators in AD DS of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen. U opent Active Directory - gebruikers en computers door op Start en Uitvoeren te klikken, dsa.msc te typen en vervolgens op OK te klikken.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id'1011
U kunt dit probleem oplossen door te controleren of de Extern bureaublad-sessiehostserver kan communiceren met een Extern bureaublad-licentieserver met voldoende clienttoegangslicenties voor Extern bureaublad-services (RDS CAL's) van het juiste type. Een Extern bureaublad-sessiehostserver kan pas RDS CAL's voor zijn klanten van een licentieserver ontvangen in de volgende gevallen:
De licentieserver moet beschikken over voldoende RDS CAL's om het aantal externe verbindingen met de Extern bureaublad-sessiehostserver te kunnen ondersteunen.
De licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver moet overeenkomen met het type van de RDS CAL's die geïnstalleerd zijn op de licentieserver.
Er moet netwerkconnectiviteit zijn tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver.
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Ga als volgt te werk om Licentiecontrole in de configuratie van de Extern bureaublad-sessiehost te gebruiken:
1. Open de configuratie voor de Extern bureaublad-sessiehost op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Extern bureaublad-services aan en klik op Configuratie van Extern bureaublad-sessiehosts.
2. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Licentiecontrole.
4. Bekijk de volgende informatie in Licentiecontrole om de oorzaak van het probleem te bepalen:
5. Controleer bij Configuratiegegevens van Hostserver voor Extern bureaublad-sessies of de waarde voor Aantal RDS CAL's dat beschikbaar is voor clients hoger is dan 0.
6. Controleer of onder Gegevens van licentieserver voor Extern bureaublad-services ten minste één gedetecteerde licentieserver staat.
7. Controleer of de gedetecteerde licentieserver over voldoende RDS CAL's van het juiste type beschikt om het aantal externe verbindingen met de Extern bureaublad-sessiehostserver te kunnen ondersteunen. Informatie over het type en aantal RDS-CAL's die geïnstalleerd zijn op een licentieserver wordt vermeld onder Configuratiegegevens licentieserver en wordt weergegeven als u op een gedetecteerde licentieserver klikt onder Gegevens van licentieserver voor Extern bureaublad-services.
8. Zorg dat bij elke gedetecteerde licentieserver het juiste type RDS-CAL's is geïnstalleerd. De modus voor Extern bureaublad-licentieverlening die op een Extern bureaublad-sessiehostserver is geconfigureerd, moet overeenkomen met het type van de RDS CAL's die beschikbaar zijn op de licentieserver. De licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver wordt vermeld onder Configuratiegegevens licentieserver.
Gebruik de volgende procedures om problemen op te lossen die zijn vastgesteld door Licentiecontrole.
Op de licentieserver zijn onvoldoende RDS CAL's geïnstalleerd om het aantal externe verbindingen met de Extern bureaublad-sessiehostserver te kunnen ondersteunen
Installeer RDS CAL's op een licentieserver via Extern bureaublad-licentiebeheer om dit probleem op te lossen. Raadpleeg voor meer informatie over het installeren van RDS CAL's op een licentieserver het onderwerp 'Client access licenses voor Extern bureaublad-services installeren' in de Help van Extern bureaublad-licentiebeheer in de technische bibliotheek voor Windows Server ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=177605). Controleer of de modus voor Extern bureaublad-licentieverlening die op een Extern bureaublad-sessiehostserver is opgegeven, overeenkomt met het type RDS CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver.
De licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver komt niet overeen met het type RDS CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver
Controleer of de modus voor Extern bureaublad-licentieverlening die op een Extern bureaublad-sessiehostserver is opgegeven, overeenkomt met het type RDS CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver om dit probleem op te lossen. De Extern bureaublad-licentiemodus bepaalt het type RDS CAL's dat een Extern bureaublad-sessiehostserver opvraagt bij een licentieserver namens een client die verbinding maakt met de Extern bureaublad-sessiehostserver. Daarom moet de modus voor Extern bureaublad-licentieverlening die op een Extern bureaublad-sessiehostserver is opgegeven overeenkomen met het type RDS CAL's dat beschikbaar is op de licentieserver.
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Modus voor Extern bureaublad-licentieverlening opgeven:
1. Open de configuratie voor de Extern bureaublad-sessiehost op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Extern bureaublad-services aan en klik op Configuratie van Extern bureaublad-sessiehosts.
2. Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
3. Dubbelklik onder Licentieverlening op Extern bureaublad-licentieverleningsmodus.
4. Selecteer Per apparaat of Per gebruiker, afhankelijk van uw omgeving. Zie "Extern bureaublad-licentiemodus voor een Extern bureaublad-sessiehostserver opgeven" in de Help van Extern bureaublad-sessiehostconfiguratie in de technische bibliotheek voor Windows Server ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=177606) voor meer informatie over deze twee opties.
5. Klik op OK.
Opmerking: U kunt de Extern bureaublad-licentiemodus voor een Extern bureaublad-sessiehostserver ook opgeven via Groepsbeleid.
6. Als u de Extern bureaublad-licentiemodus voor een Extern bureaublad-sessiehostserver wilt opgeven via Groepsbeleid, moet u de groepsbeleidinstelling Licentiemodus van Extern bureaublad instellen inschakelen. U vindt deze groepsbeleidinstelling in Computerconfiguratie\Beheersjablonen\Windows-onderdelen\Extern bureaublad-services\Extern bureaublad-sessiehost\Licentieverlening. Deze groepsbeleidinstelling heeft voorrang op de instelling die in de configuratie van de Extern bureaublad-sessiehost is geconfigureerd.
7. Als u de groepsbeleidinstelling wilt configureren in Active Directory Domain Services (AD DS), gebruikt u de console Groepsbeleidsbeheer. Als u de groepsbeleidinstelling lokaal wilt configureren op een Extern bureaublad-sessiehostserver, gebruikt u de Lokale groepsbeleidsobjecteditor. Voor meer informatie over het configureren van groepsbeleidinstellingen raadpleegt u de Help van de Lokale groepsbeleidsobjecteditor ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=143317) of de Help van de console Groepsbeleidsbeheer ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=143867) in de technische bibliotheek voor Windows Server.
Er is een probleem met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver.
U kunt dit probleem oplossen door problemen met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver te identificeren en op te lossen. Ga hiertoe als volgt te werk:
Bepaal of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit door de ping-opdracht te gebruiken.
Voer zo nodig aanvullende probleemoplossingsstappen uit om te helpen de oorzaak van het probleem te achterhalen.
Raadpleeg de volgende secties om deze taken uit te voeren.
Opmerking: De volgende procedures bevatten stappen voor het gebruiken van de ping-opdracht bij het oplossen van problemen. U moet daarom voordat u deze stappen uitvoert, controleren of de firewall of instellingen voor beveiliging van internetprotocol (IPsec) op uw netwerk ICMP-verkeer (Internet Control Message Protocol) toestaan. ICMP is het TCP/IP-protocol dat door de ping-opdracht wordt gebruikt.
Als u deze procedures wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Bepalen of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit
U kunt als volgt bepalen of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de licentieserver:
1. Klik op de Extern bureaublad-sessiehostserver op Start en Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.
2. Typ achter de opdrachtprompt ping server_FQDN, waarbij server_FQDN de volledig gekwalificeerde domeinnaam (FQDN-naam) van de licentieserver is (bijvoorbeeld server1.contoso.com). Druk vervolgens op Enter.
Als de ping is geslaagd, ontvangt u een antwoord dat op het volgende lijkt:
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=3ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=20ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=3ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=6ms TTL=59
3. Typ achter de opdrachtprompt ping IP-adres, waarbij IP-adres het IP-adres van de licentieserver is. Druk vervolgens op Enter.
Als u de licentieserver wel kunt pingen via het IP-adres, maar niet via FQDN, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de DNS-hostnaamomzetting.
Als u de licentieserver niet kunt pingen via het IP-adres, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de netwerkconnectiviteit, firewall, configuratie of IPsec-configuratie.
Voer extra probleemoplossingsstappen uit
Hierna volgen een paar extra probleemoplossingsstappen die u kunt gebruiken om te helpen de oorzaak van het probleem te vinden:
Ping andere computers in het netwerk om te helpen bepalen hoe groot het probleem met de netwerkconnectiviteit is.
Als u andere servers wel kunt pingen, maar niet de licentieserver, probeert u de licentieserver te pingen vanaf een andere computer. Als u de licentieserver vanaf geen enkele computer kunt pingen, controleert u eerst of de licentieserver wel actief is. Als de licentieserver actief is, controleert u de netwerkinstellingen op de licentieserver.
Controleer als volgt de TCP/IP-instellingen op de lokale computer:
Klik op Start, klik op Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.
Typ ipconfig /all op de opdrachtregel en druk dan op ENTER. Ga na of de vermelde informatie correct is.
Typ ping localhost om te controleren of TCP/IP is geïnstalleerd en of dit juist is geconfigureerd op de lokale computer. Als de ping niet slaagt, kan dit aangeven dat er een beschadigde TCP/IP-stack is of dat er een probleem is met uw netwerkadapter.
Typ ping IP-adres, waarbij IP-adres het IP-adres is dat is toegewezen aan de computer. Als u wel het localhost-adres kunt pingen, maar niet het lokale adres, kan er een probleem zijn met de routingtabel of met het stuurprogramma van de netwerkadapter.
Typ ping DNS-server, waarbij DNS-server het IP-adres is dat is toegewezen aan de DNS-server. Als zich meer dan één DNS-server in uw netwerk bevindt, dient u elk hiervan te pingen. Als u de DNS-servers niet kunt pingen, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de DNS-servers of met het netwerk tussen de computer en de DNS-servers.
Als de licentieserver zich op een ander subnet bevindt, probeert u de standaardgateway te pingen. Als u de standaardgateway niet kunt pingen, kan dit aangeven dat er een probleem is met de netwerkadapter, de router of het gateway-apparaat, de bekabeling of andere connectiviteitshardware.
Controleer de status van de netwerkadapter in Apparaatbeheer. U opent Apparaatbeheer door op Start te klikken, op Uitvoeren te klikken, devmgmt.msc te typen en vervolgens op OK te klikken.
Controleer de indicatorlampjes op de computer en op de hub of router. Controleer de netwerkbekabeling.
Controleer de firewall-instellingen door Windows Firewall te gebruiken met de module Geavanceere beveiliging.
Controleer de IPsec-instellingen met de module Beheer van IP-beveiligingsbeleid.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id: 1061
Ga als volgt te werk om dit probleem op te lossen en problemen met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de Active Directory-domeincontroller te identificeren en te repareren:
Bepaal of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit door de ping-opdracht te gebruiken.
Voer zo nodig aanvullende probleemoplossingsstappen uit om te helpen de oorzaak van het probleem te achterhalen.
Raadpleeg de volgende secties om deze taken uit te voeren.
Opmerking: de volgende procedures bevatten stappen voor het gebruiken van de ping-opdracht bij het oplossen van problemen. U moet daarom voordat u deze stappen uitvoert, controleren of de firewall of instellingen voor beveiliging van internetprotocol (IPsec) op uw netwerk ICMP-verkeer (Internet Control Message Protocol) toestaan. ICMP is het TCP/IP-protocol dat door de ping-opdracht wordt gebruikt.
Als u deze procedures wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Bepalen of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit
U kunt als volgt bepalen of er een probleem is met de netwerkconnectiviteit tussen de Extern bureaublad-sessiehostserver en de domeincontroller:
Klik op de Extern bureaublad-sessiehostserver op Start en Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.
Typ achter de opdrachtprompt ping server_FQDN, waarbij server_FQDN de volledig gekwalificeerde domeinnaam (FQDN-naam) van de domeincontroller is (bijvoorbeeld server1.contoso.com). Druk vervolgens op Enter.
Als de ping is geslaagd, ontvangt u een antwoord dat op het volgende lijkt:
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=3ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=20ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=3ms TTL=59
Antwoord van IP_adres: bytes=32 time=6ms TTL=59
3. Typ achter de opdrachtprompt ping IP-adres, waarbij IP-adres het IP-adres van de domeincontroller is. Druk vervolgens op Enter.
Als u de domeincontroller wel kunt pingen via het IP-adres, maar niet via FQDN, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de DNS-hostnaamomzetting.
Als u de domeincontroller niet kunt pingen via het IP-adres, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de netwerkconnectiviteit, firewall, configuratie of IPsec-configuratie.
Voer extra probleemoplossingsstappen uit
Hierna volgen een paar extra probleemoplossingsstappen die u kunt gebruiken om te helpen de oorzaak van het probleem te vinden:
Ping andere computers in het netwerk om te helpen bepalen hoe groot het probleem met de netwerkconnectiviteit is.
Als u andere servers wel kunt pingen, maar niet de domeincontroller, dient u te proberen de domeincontroller vanaf een andere computer te pingen. Als u de domeincontroller vanaf geen enkele computer kunt pingen, dient u eerst te controleren of de domeincontroller actief is. Als de domeincontroller actief is, controleert u de netwerkinstellingen op de domeincontroller.
Controleer als volgt de TCP/IP-instellingen op de lokale computer:
Klik op Start, klik op Uitvoeren, typ cmd en klik vervolgens op OK.
Typ ipconfig /all op de opdrachtregel en druk dan op ENTER. Ga na of de vermelde informatie correct is.
Typ ping localhost om te controleren of TCP/IP is geïnstalleerd en of dit juist is geconfigureerd op de lokale computer. Als de ping niet slaagt, kan dit aangeven dat er een beschadigde TCP/IP-stack is of dat er een probleem is met uw netwerkadapter.
Typ ping IP-adres, waarbij IP-adres het IP-adres is dat is toegewezen aan de computer. Als u wel het localhost-adres kunt pingen, maar niet het lokale adres, kan er een probleem zijn met de routingtabel of met het stuurprogramma van de netwerkadapter.
Typ ping DNS-server, waarbij DNS-server het IP-adres is dat is toegewezen aan de DNS-server. Als zich meer dan één DNS-server in uw netwerk bevindt, dient u elk hiervan te pingen. Als u de DNS-servers niet kunt pingen, geeft dit aan dat er mogelijk een probleem is met de DNS-servers of met het netwerk tussen de computer en de DNS-servers.
Als de domeincontroller zich op een ander subnet bevindt, probeert u de standaardgateway te pingen. Als u de standaardgateway niet kunt pingen, kan dit aangeven dat er een probleem is met de netwerkadapter, de router of het gateway-apparaat, de bekabeling of andere connectiviteitshardware.
Controleer de status van de netwerkadapter in Apparaatbeheer. U opent Apparaatbeheer door op Start te klikken, op Uitvoeren te klikken, devmgmt.msc te typen en vervolgens op OK te klikken.
Controleer de indicatorlampjes op de computer en op de hub of router. Controleer de netwerkbekabeling.
Controleer de firewall-instellingen door Windows Firewall te gebruiken met de module Geavanceere beveiliging.
Controleer de IPsec-instellingen met de module Beheer van IP-beveiligingsbeleid.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id's: 1068, 1069
Los dit probleem op door de modus voor Extern bureaublad-licentieverlening op de Extern bureaublad-sessiehostserver op te geven.
De Extern bureaublad-licentiemodus bepaalt het type RDS CAL's dat een Extern bureaublad-sessiehostserver opvraagt bij een licentieserver namens een client die verbinding maakt met de Extern bureaublad-sessiehostserver. Hoewel er een evaluatieperiode voor licentieverlening bestaat waarbij geen licentieserver vereist is, moeten klanten na het aflopen van de evaluatieperiode een geldige RDS CAL ontvangen die afgegeven is door een licentieserver voordat ze kunnen inloggen op een Extern bureaublad-sessiehostserver.
Belangrijk: de modus voor Extern bureaublad-licentieverlening die op een Extern bureaublad-sessiehostserver is geconfigureerd, moet overeenkomen met het type van de RDS CAL's die beschikbaar zijn op de licentieserver.
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Modus voor Extern bureaublad-licentieverlening opgeven:
Open de configuratie voor de Extern bureaublad-sessiehost op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Extern bureaublad-services aan en klik op Configuratie van Extern bureaublad-sessiehosts.
Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Ja.
Dubbelklik onder Licentieverlening op Extern bureaublad-licentieverleningsmodus.
Selecteer Per apparaat of Per gebruiker, afhankelijk van uw omgeving.
Klik op OK.
Opmerking: U kunt de Extern bureaublad-licentiemodus voor een Extern bureaublad-sessiehostserver ook opgeven via Groepsbeleid.
Als u de Extern bureaublad-licentiemodus voor een Extern bureaublad-sessiehostserver wilt opgeven via Groepsbeleid, moet u de groepsbeleidinstelling Licentiemodus van Extern bureaublad instellen inschakelen. U vindt deze groepsbeleidinstelling in Computerconfiguratie\Beheersjablonen\Windows-onderdelen\Extern bureaublad-services\Extern bureaublad-sessiehost\Licentieverlening. Deze groepsbeleidinstelling heeft voorrang op de instelling die in de configuratie van de Extern bureaublad-sessiehost is geconfigureerd.
Als u de groepsbeleidinstelling wilt configureren in Active Directory Domain Services (AD DS), gebruikt u de console Groepsbeleidsbeheer. Als u de groepsbeleidinstelling lokaal wilt configureren op een Extern bureaublad-sessiehostserver, gebruikt u de Lokale groepsbeleidsobjecteditor. Voor meer informatie over het configureren van groepsbeleidinstellingen raadpleegt u de Help van de Lokale groepsbeleidsobjecteditor ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=143317) of de Help van de console Groepsbeleidsbeheer ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=143867) in de technische bibliotheek voor Windows Server.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id: 1004
Deze fout wordt mogelijk veroorzaakt door een van de volgende condities:
De licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver komt niet overeen met het type RDS CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver.
De RDP-versleutelingsniveaus op de Extern bureaublad-sessiehostserver en bij de client zijn niet compatibel.
Het certificaat op de Extern bureaublad-sessiehostserver is beschadigd.
De licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver komt niet overeen met het type RDS CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
De licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver vaststellen:
Open de configuratie voor de Extern bureaublad-sessiehost op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Extern bureaublad-services aan en klik op Configuratie van Extern bureaublad-sessiehosts.
Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
Klik in het linkerdeelvenster op Licentiecontrole.
Zie de volgende informatie in Licentiecontrole:
Noteer de licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver bij Configuratiegegevens van Hostserver voor Extern bureaublad-sessies.
Noteer bij Gegevens van licentieserver voor Extern bureaublad-services het type RDS-CAL's dat geïnstalleerd is op de gedetecteerde licentieservers. Informatie over het type RDS-CAL's dat geïnstalleerd is op een licentieserver wordt vermeld onder Configuratiegegevens licentieserver en wordt weergegeven als u op een gedetecteerde licentieserver klikt onder Gegevens van licentieserver voor Extern bureaublad-services.
Als de licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver niet overeenkomt met het type RDS-CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver, kunt u de paragraaf "Licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver opgeven." raadplegen.
De RDP-versleutelingsniveaus op de Extern bureaublad-sessiehostserver en bij de client zijn niet compatibel
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
Ga als volgt te werk om de compatibiliteit van het RDP-coderingsniveau te bepalen:
Open de configuratie voor de Extern bureaublad-sessiehost op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, wijs Systeembeheer aan, wijs Extern bureaublad-services aan en klik op Configuratie van Extern bureaublad-sessiehosts.
Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Doorgaan.
Klik bij Verbindingen met de rechtermuisknop op de verbinding (bijvoorbeeld RDP-Tcp) en klik op Eigenschappen.
Noteer de waarde van het Coderingsniveau op het tabblad Algemeen. Zie "Serververificatie en coderingsniveaus configureren" in de Help van Extern bureaublad-sessiehostconfiguratie in de technische bibliotheek voor Windows Server ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=177586).voor meer informatie over coderingsniveaus.
Start Verbinding met extern bureaublad op de clientcomputer. Klik achtereenvolgens op Start en Uitvoeren, typ mstsc.exe en druk op ENTER om Verbinding met extern bureaublad te starten.
Klik op het pictogram in de linkerbovenhoek van het dialoogvenster Verbinding met extern bureaublad en klik op Informatie. Zoek de woorden 'maximale coderingssterkte' in het dialoogvenster Verbinding met extern bureaublad. Deze waarde is de maximale coderingssterkte die ondersteund wordt door de versie van Verbinding met extern bureaublad die op de computer uitgevoerd wordt.
Als de maximale coderingssterkte die ondersteund wordt door de versie van Verbinding met extern bureaublad die uitgevoerd wordt op de clientcomputer niet ondersteund wordt door het coderingsniveau dat geconfigureerd is op de Extern bureaublad-sessiehostserver, kunt u de paragraaf "RDP-coderingsniveau op de Extern bureaublad-sessiehostserver wijzigen." raadplegen.
Het certificaat op de Extern bureaublad-sessiehostserver is beschadigd
Als de licentiemodus voor de Extern bureaublad-sessiehostserver overeenkomt met het type RDS-CAL's dat geïnstalleerd is op de licentieserver en de RDP-instellingen op de Extern bureaublad-sessiehostserver en de client compatibel zijn, is het certificaat op de Extern bureaublad-sessiehostserver mogelijk beschadigd. Om dit probleem op te lossen, kunt u de paragraaf "De juiste onderliggende registersleutel verwijderen." raadplegen.
Oplossingsstappen voor de volgende gebeurtenis-id: 1003
Om dit probleem op te lossen verwijdert u de onderliggende registersleutel MSLicensing op de clientcomputer, start de clientcomputer opnieuw en probeer op afstand verbinding te maken met de Extern bureaublad-sessiehostserver van de clientcomputer. Als het probleem zich blijft voordoen, verwijdert u de registervermeldingen Certificaat, X509-certificaat, X509-certificaat2 en X509-certificaat-ID op de Extern bureaublad-sessiehostserver, start u de Extern bureaublad-sessiehostserver opnieuw en probeert u opnieuw verbinding te maken met de Extern bureaublad-sessiehostserver van de clientcomputer.
Verwijder de onderliggende registersleutel MSLicensing
Als u deze procedure wilt uitvoeren op de clientcomputer, moet u deel uitmaken van de groep Lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
U kunt de onderliggende registersleutel MSLicensing als volgt verwijderen:
Let op: onjuiste bewerkingen van het register kunnen uw systeem ernstige schade toebrengen. Maak een back-up van eventuele waardevolle gegevens voordat u verder gaat.
Open Register-editor op de clientcomputer. Klik hiertoe op Start, klik op Uitvoeren, typ regedit en klik op OK.
Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Ja.
Zoek de onderliggende registersleutel HKEY_LOCAL_MACHINE\Software\Microsoft\MSLicensing.
Klik op MSLicensing.
Maak een back-up van de onderliggende sleutel voordat u de onderliggende sleutel MSLicensing verwijdert. Voor het maken van de back-up van de onderliggende sleutel gaat u als volgt te werk:
Klik met de rechtermuisknop op MSLicensing en klik op Exporteren.
Typ mslicensingbackup in het vak Bestandsnaam en klik op Opslaan. Als u deze onderliggende registersleutel moet herstellen, dubbelklikt u op mslicensingbackup.reg.
Klik in het menu Bewerken op Verwijderen en klik op Ja om de onderliggende sleutel MSLicensing te verwijderen.
Sluit de Register-editor en start de client opnieuw.
Start de clientcomputer opnieuw en probeer op afstand verbinding te maken met de Extern bureaublad-sessiehostserver van de clientcomputer.
Verwijder de juiste registervermeldingen op de Extern bureaublad-sessiehostserver
Verwijder de registervermeldingen Certificaat, X509-certificaat, X509-certificaat2 en X509-certificaat-ID op de Extern bureaublad-sessiehostserver als het probleem zich blijft voordoen.
Als u deze procedure wilt uitvoeren op de Extern bureaublad-sessiehostserver, moet u deel uitmaken van de groep lokale beheerders of moet u de juiste machtigingen hebben ontvangen.
U kunt de juiste registervermeldingen als volgt verwijderen:
Let op: onjuiste bewerkingen van het register kunnen uw systeem ernstige schade toebrengen. Maak een back-up van eventuele waardevolle gegevens op de computer voordat u verder gaat.
Open de Register-editor op de Extern bureaublad-sessiehostserver. Klik hiertoe op Start, klik op Uitvoeren, typ regedit en klik op OK.
Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer wordt weergegeven, bevestigt u dat de weergegeven actie juist is en klikt u op Ja.
Zoek de onderliggende registersleutel HKEY_LOCAL_MACHINE\SYSTEM\CurrentControlSet\Control\Terminal Server\RCM .
Klik op RCM.
Maak een back-up van de onderliggende sleutel RCM voordat u de onderliggende sleutels verwijdert. Voor het maken van de back-up van de onderliggende sleutel gaat u als volgt te werk:
Klik met de rechtermuisknop op RCM en klik op Exporteren.
Typ rdscrm in het vak Bestandsnaam en klik op Opslaan. Als u deze onderliggende registersleutel moet herstellen, dubbelklikt u op rdsrcm.reg.
Klik voor het verwijderen van de registervermeldingen Certificaat, X509-certificaat, X509-certificaat2 en X509-certificaat-ID met de rechtermuisknop op elke vermelding, klik op Verwijderen en klik op Ja.
Sluit de Register-editor en start de Extern bureaublad-sessiehostserver opnieuw.
Start de Extern bureaublad-sessiehostserver opnieuw en probeer opnieuw op afstand verbinding te maken met de Extern bureaublad-sessiehostserver van de clientcomputer.
Ga als volgt te werk als het probleem zich blijft voordoen:
Maak een back-up van de (onderliggende) registersleutels van MSLicensing en verwijder deze van de clientcomputer.
Maak een back-up van de registervermeldingen Certificaat, X509-certificaat, X509-certificaat2 en X509-certificaat-ID en verwijder deze van de Extern bureaublad-sessiehostserver.
Deactiveer de licentieserver en activeer deze opnieuw. Raadpleeg voor meer informatie over het deactiveren en opnieuw activeren van een licentieserver het onderwerp 'Extern bureaublad-licentieverlening beheren' in de Help van Extern bureaublad-licentiebeheer in de technische bibliotheek voor Windows Server ( http://go.microsoft.com/fwlink/?LinkId=177615).
Start de Extern bureaublad-sessiehostserver en de clientcomputer opnieuw en probeer opnieuw op afstand verbinding te maken met de Extern bureaublad-sessiehostserver van de clientcomputer.
Target | Microsoft.Windows.Server.10.0.RemoteDesktopServicesRole.Service.RDSessionHost | ||
Parent Monitor | System.Health.AvailabilityState | ||
Category | Custom | ||
Enabled | True | ||
Alert Generate | True | ||
Alert Severity | MatchMonitorHealth | ||
Alert Priority | High | ||
Alert Auto Resolve | True | ||
Monitor Type | Microsoft.Windows.2SingleEventLogManualReset3StateMonitorType | ||
Remotable | True | ||
Accessibility | Public | ||
Alert Message |
| ||
RunAs | Default |
<UnitMonitor ID="Microsoft.Windows.Server.10.0.RemoteDesktopServices.NewUnitMonitor_18" Accessibility="Public" Enabled="true" Target="Microsoft.Windows.Server.10.0.RemoteDesktopServicesRole.Service.RDSessionHost" ParentMonitorID="SystemHealth!System.Health.AvailabilityState" Remotable="true" Priority="Normal" TypeID="Windows!Microsoft.Windows.2SingleEventLogManualReset3StateMonitorType" ConfirmDelivery="true">
<Category>Custom</Category>
<AlertSettings AlertMessage="Microsoft.Windows.Server.10.0.RemoteDesktopServices.NewUnitMonitor_18_AlertMessageResourceID">
<AlertOnState>Warning</AlertOnState>
<AutoResolve>true</AutoResolve>
<AlertPriority>High</AlertPriority>
<AlertSeverity>MatchMonitorHealth</AlertSeverity>
<AlertParameters>
<AlertParameter1>$Data/Context/EventDisplayNumber$</AlertParameter1>
<AlertParameter2>$Data/Context/EventDescription$</AlertParameter2>
</AlertParameters>
</AlertSettings>
<OperationalStates>
<OperationalState ID="UIGeneratedOpStateIdf151203610bb43eb80cc285e7c5c915c" MonitorTypeStateID="ManualResetEventRaised" HealthState="Success"/>
<OperationalState ID="UIGeneratedOpStateId24216c92f0f44f7396cea4c1ebb55714" MonitorTypeStateID="SecondEventRaised" HealthState="Warning"/>
<OperationalState ID="UIGeneratedOpStateIdde080f5c8afc4b7b9ca0ec8371bd450a" MonitorTypeStateID="FirstEventRaised" HealthState="Error"/>
</OperationalStates>
<Configuration>
<FirstComputerName>$Target/Host/Host/Property[Type="Windows!Microsoft.Windows.Computer"]/NetworkName$</FirstComputerName>
<FirstLogName>System</FirstLogName>
<FirstExpression>
<And>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="String">PublisherName</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="String">Microsoft-Windows-TerminalServices-RemoteConnectionManager</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<Or>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1004</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1028</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1003</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1043</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1069</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
</Or>
</Expression>
</And>
</FirstExpression>
<SecondComputerName>$Target/Host/Host/Property[Type="Windows!Microsoft.Windows.Computer"]/NetworkName$</SecondComputerName>
<SecondLogName>System</SecondLogName>
<SecondExpression>
<And>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="String">PublisherName</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="String">Microsoft-Windows-TerminalServices-RemoteConnectionManager</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<Or>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1011</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1068</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">1061</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
</Or>
</Expression>
</And>
</SecondExpression>
</Configuration>
</UnitMonitor>