Regel die een waarschuwing genereert voor de DNS-service.
De DNS-serverservice reageert op verzoeken van DNS-clientcomputers voor naamomzettingsservices. DNS (Domain Name System) is een protocol waarmee een computer het numerieke IP-adres van een andere computer kan achterhalen door de naam van de doelcomputer te versturen naar een DNS-server. Problemen met de DNS-serverservice kunnen tot gevolg hebben dat de netwerkprestaties slechter worden of zelfs voorkomen dat computers elkaar kunnen vinden.
De DNS-server gebruikt een grote hoeveelheid geheugen.
Start de DNS-serverservice opnieuw op
De DNS-serverservice heeft een inconsistente status die vereist dat de service opnieuw wordt opgestart.
Als u deze procedure wilt uitvoeren, moet u lid zijn van de groep Administrators of moet aan u de juiste bevoegdheid zijn gedelegeerd.
U kunt de DNS-serverservice als volgt opnieuw opstarten:
1. Start Serverbeheer op de DNS-server. Als u Serverbeheer wilt starten, klikt u op Start en klikt u vervolgens op Serverbeheer.
2. Dubbelklik in de consolestructuur op Rollen, dubbelklik op DNS-server en dubbelklik vervolgens op DNS.
3. Klik met de rechtermuisknop op de DNS-server, klik op Alle taken en klik vervolgens op Opnieuw opstarten.
Als het probleem zich blijft voordoen, moet u de computer opnieuw opstarten en vervolgens Serverbeheer gebruiken om te controleren of de DNS-serverservice is gestart.
U kunt de computer als volgt opnieuw opstarten:
Klik op Start, klik op het pijltje naast de knop Vergrendelen en klik vervolgens op Opnieuw opstarten.
U kunt als volgt controleren of de DNS-serverservice is gestart:
1. Start Serverbeheer op de DNS-server.
2. Vouw in de consolestructuur het item Rollen uit en klik vervolgens op DNS-server.
De lijst Systeemservices toont de status van de DNS Serverservice.
http://technet.microsoft.com/en-us/library/dd349675(v=ws.10).aspx
Target | Microsoft.Windows.Server.DNS.Server | ||
Category | Alert | ||
Enabled | True | ||
Alert Generate | True | ||
Alert Severity | Warning | ||
Alert Priority | Normal | ||
Remotable | True | ||
Alert Message |
| ||
Event Log | DNS Server |
ID | Module Type | TypeId | RunAs |
---|---|---|---|
DS | DataSource | Microsoft.Windows.EventProvider | Default |
Alert | WriteAction | System.Health.GenerateAlert | Default |
<Rule ID="Microsoft.Windows.Server.DNS.Service.Memory.Warning" Enabled="true" Target="Microsoft.Windows.Server.DNS.Server" ConfirmDelivery="true" Remotable="true" Priority="Normal" DiscardLevel="100">
<Category>Alert</Category>
<DataSources>
<DataSource ID="DS" TypeID="Windows!Microsoft.Windows.EventProvider">
<ComputerName>$Target/Host/Property[Type="Windows!Microsoft.Windows.Computer"]/NetworkName$</ComputerName>
<LogName>DNS Server</LogName>
<Expression>
<SimpleExpression>
<ValueExpression>
<XPathQuery Type="UnsignedInteger">EventDisplayNumber</XPathQuery>
</ValueExpression>
<Operator>Equal</Operator>
<ValueExpression>
<Value Type="UnsignedInteger">5051</Value>
</ValueExpression>
</SimpleExpression>
</Expression>
</DataSource>
</DataSources>
<WriteActions>
<WriteAction ID="Alert" TypeID="Health!System.Health.GenerateAlert">
<Priority>1</Priority>
<Severity>1</Severity>
<AlertOwner/>
<AlertMessageId>$MPElement[Name="Microsoft.Windows.Server.DNS.Service.Memory.Warning.AlertMessage"]$</AlertMessageId>
<AlertParameters>
<AlertParameter1>$Data/EventDisplayNumber$</AlertParameter1>
<AlertParameter2>$Data/EventSourceName$</AlertParameter2>
<AlertParameter3>$Data/Channel$</AlertParameter3>
<AlertParameter4>$Data/EventDescription$</AlertParameter4>
</AlertParameters>
<Suppression>
<SuppressionValue>$Data/LoggingComputer$</SuppressionValue>
</Suppression>
<Custom1/>
<Custom2/>
<Custom3/>
<Custom4/>
<Custom5/>
<Custom6/>
<Custom7/>
<Custom8/>
<Custom9/>
<Custom10/>
</WriteAction>
</WriteActions>
</Rule>