Property Name |
Type |
Display Name (NLD) |
Description (NLD) |
Key |
Max Length |
Min Length |
Case Sensitive |
Default Value |
EnumType |
System.Entity: |
DisplayName |
string |
Weergavenaam |
Weergavenaam van het object. |
false | 4000 |
0 |
False |
|
|
System.ConfigItem: |
ObjectStatus |
enum |
Objectstatus |
Objectstatus |
false | 256 |
0 |
|
System.ConfigItem.ObjectStatusEnum.Active |
System.ConfigItem.ObjectStatusEnum |
AssetStatus |
enum |
Activumstatus |
Activumstatus |
false | 256 |
0 |
|
|
System.ConfigItem.AssetStatusEnum |
Notes |
richtext |
Notities |
Notities |
false | 4000 |
0 |
|
|
|
System.NetworkManagement.NetworkAdapter: |
ConnectionType |
string |
Verbindingstype |
Het verbindingstype van de netwerkadapter |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
Description |
string |
Beschrijving |
Een tekstbeschrijving van het object |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
DuplexMode |
string |
Duplex-modus |
Geeft aan of de adapter full-duplex of half-duplex is. De waarde FULLDUPLEX geeft aan dat de adapter full-duplex is. De waarde HALFDUPLEX geeft aan dat de adapter half-duplex is. Als de waarde UNSPECIFIED is, is de duplex-modus niet beschikbaar. |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
DuplexSource |
string |
Duplex-bron |
Geeft de bron aan op basis waarvan de adapter op full-duplex of half-duplex moet worden ingesteld. De waarde ENTERPRISE_MIB geeft aan dat de duplex per specifieke Enterprise MIB wordt ingesteld. De waarde ETHERLIKE_MIB geeft aan dat de duplex wordt ingesteld op basis van de waarde dot3StatsDuplexStatus in ETHERLIKE MIB. De waarde NEIGHBOR_MIB geeft aan dat de duplex op basis van Neighbor MIB wordt ingesteld, zoals Cisco CDP MIB. De waarde USER_CHANGED geeft aan dat de duplex door de gebruiker wordt ingesteld. De waarde ASSUMED geeft aan dat de duplex wordt ingesteld op basis van het type interface. De waarde GEEN geeft aan dat de duplex op basis van geen enkele bron wordt ingesteld. De waarde OTHER_SOURCE is een tijdelijke aanduiding voor toekomstig gebruik. |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
Index |
string |
Index |
De exemplaarindex die voor de bewaking wordt gebruikt |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
InterfaceAlias |
string |
Interface-alias |
Een alias voor de netwerkadapter, zoals opgegeven door de netwerkbeheerder |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
InterfaceNumber |
string |
Interfacenummer |
Een geheel getal dat als unieke identificatie dient voor deze adapter binnen het toepassingsgebied van het systeem |
false | 38 |
0 |
False |
|
|
IsConnector |
bool |
Is connector |
Is connector |
false | 256 |
0 |
|
|
|
MaxSpeed |
double |
Maximale snelheid (octetten) |
De huidige snelheid van de interface, opgegeven in octetten |
false | 256 |
0 |
|
|
|
MaxTransferUnit |
int |
Maximale transfereenheid (octetten) |
De grootte van de grootste datagram dat via de interface kan verzonden/ontvangen, opgegeven in octetten |
false | 256 |
0 |
|
|
|
Mib2IfType |
int |
MIB2-interfacetype |
Een numerieke representatie van het interfacetype |
false | 256 |
0 |
|
|
|
Mode |
string |
Modus |
Met het kenmerk Modus wordt het doel van deze adapter aangegeven: back-up, bellen op verzoek of normaal; welke diagnostische gegevens op een bepaalde adapter worden toegepast is afhankelijk van de modus. Een waarschuwing moet bijvoorbeeld niet worden gegenereerd wanneer een back-up- of bellen op verzoek-adapter uitgeschakeld is. |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
Key |
string |
Netwerkadaptersleutel |
De sleutel van de netwerkadapter |
true | 256 |
0 |
True |
|
|
Type |
string |
Type |
Het type interface, onderscheiden op basis van de fysieke protocollen/koppelingsprotocolen die zich onmiddellijk onder de netwerklaag in de protocolstack bevinden |
false | 256 |
0 |
True |
|
|
System.NetworkManagement.LAPD_L1active_Fault_Interface: |
LAPDL1activeFaultIndex |
string |
LAPD L1active-foutindex |
De exemplaarindex die voor de bewaking wordt gebruikt |
false | 256 |
0 |
True |
|
|